De kwestie van de maandelijkse facturatie van de prestaties van de beëdigd vertalers werd de laatste maanden al meermaals en vanuit verschillende hoeken aangekaart. Daarom nam de commissie LinguaJuris de stand van de wetgeving op 20 december 2024 onder de loep.
Ook al voorziet artikel 6 van het koninklijk besluit van 22 december 2016 tot vaststelling van het tarief voor prestaties van vertalers en tolken in strafzaken op vordering van de gerechtelijke overheden in maandelijkse facturatie voor vertalers, en is dit koninklijk besluit nog steeds van kracht, toch moeten wij vaststellen dat de wet van 23 maart 2019 (“betreffende de gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten en tot invoeging van een artikel 648 in het Wetboek van strafvordering”) de vaststelling van nieuwe regels beoogt betreffende de procedures voor de verwerking van de gerechtskosten en de kostenstaten. Artikel 6, lid 1 daarvan bepaalt het volgende: “De prestatieverlener stelt voor elke gevorderde prestatie een kostenstaat op. De tolk stelt een maandelijkse kostenstaat op die alle prestaties inzake strafzaken van die maand omvat.”
Er dient dus te worden vastgesteld dat deze wet, die recenter is dan het KB Tarieven van 2016 en voorrang heeft op het koninklijk besluit, de bepaling in artikel 6 van dat koninklijk besluit vervangt.
Volgens de analyse van de BKVT is de formulering “De prestatieverlener stelt voor elke gevorderde prestatie een kostenstaat op” expliciet: aangezien de beëdigd vertaler een dienstverlener is, moet hij voor elke prestatie een kostenstaat opstellen.
Verder bepaalt het verslag aan de Koning in het koninklijk besluit van 15 december 2019 dat de praktische modaliteiten voor bovenvermelde wet vastlegt (“Koninklijk besluit tot vaststelling van de organisatie van de arrondissementele bureaus gerechtskosten en de procedure volgens dewelke gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten worden toegekend, geverifieerd, betaald en teruggevorderd”) nog dat de tolken de enigen zijn die “één keer per maand een globale kostenstaat [kunnen] indienen.” Het voorgaande lijkt ons voldoende om de kwestie te beslechten, temeer omdat in de praktijk met een factuur voor vertaalprestaties altijd documenten meegestuurd moeten worden die bewijzen dat de prestatie ook echt heeft plaatsgevonden en naar behoren werd uitgevoerd. Bovendien zou maandelijkse facturatie de verwerking van de overeenstemmende prestaties aanzienlijk bemoeilijken, zowel voor de beëdigd vertaler als voor de diensten van de FOD Justitie die de betalingsaanvragen behandelen.